In deze tijd trap je vaker in de hondepoep van vooruitgang
Je staat even stil, in reflectie, dat je terug gaat naar je moeders borst,
Je vaders aftershave…. nadat hij zich had geschoren.
Had je niet even kunnen zeggen, kunnen waarschuwen:
‘Jongen, niemand denkt dat hij schuld heeft,
Waarom kunnen we niet zien,
dat als we bloeden, we allemaal hetzelfde bloeden.’
Had Gorter in zijn Mei niet gewoon een zinnetje kunnen schrijven aan het begin:
‘Weet waar je aan begint, als je kinderen neemt’,
Zij worden ooit eens niet meer geworpen in de wereld,
Maar zal de wereld haar ontwerpen,
haar leven verlengen met 1000 jaar
haar van alle menselijke illusies ontdoen,
haar zo ontegenzeglijk wonderschoon maken,
dat je kinderen engelen zijn zo mooi
dat het Al zich in ons algoritmen uitleeft,
als ware wij het Al bij benadering.
Welke dichter haalt het in zijn poëzie
om de laatste adem uit te blazen,
de adem van de laatste mens op aarde.
Ik wist niets van evolutie, ik wist niets…
Ik wis mezelf uit. Ik wist niet dat naast de Tao nog
een andere kracht werkzaam was. Zij die ons verraadt.
Tot misschien iets in ons ontwaakt dat zo groot en krachtig is, zo onverslaanbaar
als technologische evolutie alsmaar doorgaat in het kwadraat van het kwadraat
en wij in staat zijn met de onuitputtelijke kracht van de Tao
het schaakboord, iedere keer als het weer oprijst het een oerknal van liefde te geven,
weten omver te gooien. Te verpulveren in eenzaamheid, in smeekbedes. Ontwaak
mensen, ontwaak, iedere keer weer.
Ik kan niet geloven dat wij dit willen,
deze omgekeerde waterval uit de hemel,
deze rivier die eindigt in het hof van Eden.
Waar zijn de signalen, waarom is zij een valse hond.
Wil ze vluchten naar het hiernamaals in de eeuwigheid
van het heelal op zoek naar een aards bestaan,
vol illusies, vol vaders die zich aftershaven en je niets vertellen,
vol holografische bloemen die synthetisch ruiken,
vol dichters die Gorter reciteren in een declamatie van, ja van wat…
Als ik opgeef dan geef ik het op als Jim Morrison:
I want to have my kicks… before this house goes up in flames,
en ik zal mijn zoon in alle eerlijkheid vertellen tijdens het scheren
dat hij nooit een rijbewijs hoeft te halen,
niet handelings onbekwaam maar voor zijn eigen veiligheid
en die van een ander, dat als hij een DNA test afneemt
voor zijn transhumane kinderen de waarheid te horen krijgt
in plaats perspectief op progressie,
dat Kunstmatige Intelligentie een dingetje is,
en Singulariteit het event van de eeuw
en dat ik dan graag zijn hand vasthoud,
hem omarm en wil samensmelten omdat ik van hem hou,
en om geen andere reden of hoedanigheid hem de last
van de mensheid in zijn schoot wil werpen
want geen kind verdient het,
blootgesteld te worden aan die wereld,
die we scheppen, hier omdat we niet inzien
hoe de lijnen lopen, de geldstromen,
de nieuwe profeten van het volle potentieel.
De motor draait, de baby huilt, een vogel schreeuwt, de dag begint en de snelweg suist. Als je luistert naar de wolken, als je luistert naar de wind.
En opeens staat alles stil. Staat alles stil
De transhumane mens is een roofdier en binnen de glans van haar bestaan heeft ze iets gevonden dat ze weer verlaten moet, iets menselijks, iets van vastigheid, iets van een blij en weemoedig gemoed en dat dit ons huis is, dat we hier thuis zijn. We waren het, maar hebben onderweg iets verloren… iets dat diep verborgen ligt in onszelf.